tomenyvonne.reismee.nl

Chili, het land van de bussen

Op 5 maart pakten we om 10.00 uur de bus vanaf Terminal Alameda die er in totaal net geen 2 uur over deed om aan te komen bij het centrale Tur Bus station van Valparaiso. Onderweg in zowel Santiago als Valparaiso kwamen we ongelooflijke hoeveelheden bussen tegen, tientallen. Als je je bedenkt dat alleen al de lijn Santiago-Valparaiso 4 keer per uur gaat, dan kun je je voorstellen dat er altijd en overal massa´s bussen op straat rijden. En dan hebben we het nog niet eens over de micro´s, de zogenaamde stadsbussen die in een continue stroom voorbijkomen. In Santiago maakten wij zelf liever gebruik van het metronetwerk waarmee je simpel en goedkoop het hele centrum kan doorreizen.

Eenmaal aangekomen in Valparaiso namen we een taxi naar ons hostel Casa Verde Limon. Dat bleek, niet verrassend, een groen huis te zijn aan een zijstraat in het centrum. Het hostel bestond vroeger uit twee aparte huizen die met een glazen dak en heel veel ramen samengoevoegd zijn. Onder het glazen dak was de keuken en de gezellige woonkamer. Een leuk hostel met leuke mede-reizigers. Valparaiso zelf is een havenplaats dat midden in de heuvels ligt. Het merendeel van de mensen woont in de heuivels, en ook ons hostel lag op een heuvel. Je moet dus veel klimmen en dalen om ergens te komen. Gelukkig hebben ze daar in Chili iets op gevonden; de ascensor. Een ascensor is een kruising tussen een treintje en een lift, zodat je in een klein houten wagonnetje die haaks op het spoor staat heel steil omhoog of naar beneden wordt getakeld. Het geheel is nogal oud en kraakt enorm, maar is veilig genoeg gebleken. Die eerste dag in Valparaiso langs een zogenaamd openluchtmuseum gegaan, waar verschillende Chileense kunstenaars allerlei muurschilderingen in de smalle en steile straatjes van de buurt Bella Vista hebben gemaakt. Best wel mooi om te zien, zeker de vrolijk gekleurde (maar heel erg kleine en slecht onderhouden) huisjes, maar verder niet spectaculair. Het is wel leuk om eens in een normale buurt in Chili te lopen in plaats van in een voorspelbaar stadscentrum. De rest van de dag nog naar de Lider gegaan om boodschappen te doen én te doneren. Vanwege de aardbeving en tsunami is er een groot voedseltekort ontstaan en dus werden aan de klanten van supermarkten gevraagd om voedsel te doneren.

De eerste hele dag in Valpo (zoals locals de plaats noemen) zijn we naar het oude centrum gegaan, wat sinds enige tijd ook een World Heritage Site is. Eerst met de ascensor naar boven gegaan en vervolgens door een wirwar van keine straatjes, galleries, cafe´s en kerken gelopen. Af en toe hele mooie huizen gezien, maar vooral ook veel vervallen en zelfs middeleeuws uitziende huizen. Vanuit het oude centrum afgedaald naar Plaza Sotomayor. Zeker dat laatste klinkt allemaal wat mooier dan het is. Er staan nog een paar hele mooie panden, maar de rest is vervallen en de hoogtijdagen zijn duidelijk voorbij. Die middag terug in het hostel twee Duitsers ontmoet die uitzinnig enthousiast waren over Bolivia. Ze waren erg jaloers dat wij er nog naartoe moesten. De plekken die wij zelf al bedacht hadden te gaan bekijken waren volgens hen echt fantastisch en in het geval van de zoutvlakten van Uyuni zelfs het mooiste wat ze ooit hadden gezien! We kregen er gelijk weer extra zin in, maar de ´verloren´ dagen in Chili maakten wel dat wij ons schema goed moesten bekijken. ´s Avonds eindelijk weer eens zelf gekookt. Een verademing na de zware en ongezonde maaltijden die we tot dan toe aten omdat je voor een redelijk prijs niets gezonds kan vinden.

Alweer de laatste hele dag in Valpo was het net als de vorige dagen prima weer. We besloten naar het museum La Sebastiana te gaan, hoog in de heuvels van Valpo. Het museum is vroeger een van de huizen van Pablo Neruda geweest, een bekende Chileense dichter/ diplomaat. Hij was een liefhebber van de zee en verzamelde van alles en nog wat dat met de zee te maken heeft. Wij hebben een audiotour door het huis gemaakt en alle kamers kunnen bekijken. Zeker de uitzichten over de haven waren prachtig. Verder best een aardig museum, maar waarschijnlijk leuker als je Pablo´s werk kent. Vervolgens de heuvels weer afgedaald en via ascensor Artilleria naar Museo Naval gegaan, een museum gewijd aan de helden van de Chileense zeemacht. Ineens werden de straatnamen in de stad ons een stuk duidelijker. Al met al redelijk leerzaam en leuk museum. De rest van de dag een beetje ontspannen (moet ook af en toe gebeuren).

De volgende dag was het tijd om weer richting Santiago terug te gaan. Deze maal verbleven we in een ander hostel; Santa Lucia Green House, inderdaad nogmaals een groen huis. Het leek meer op een homestay dan een hostel aangezien we in de woonkamer van de eigenaren uitleg kregen over bezienswaardigheden in de stad, maar het was er gastvrij en gezellig. De rest van de dag rondgelopen door het centrum en een beetje gelezen. `s Avonds kwamen we twee Finse medereizigers tegen. Met hen hebben een tijdje reisverhalen uitgewisseld die de laatste weken bijna gelijk waren aan die van ons, gezellig.

Onze laatste dag in Santiago zijn we nogmaals naar wat hoogtepunten zoals Museo de Bellas Artes en Plaza de Armas gelopen om foto`s te kunnen maken. Deze keer bleek het museum weer geopend te zijn, dus die hebben we gelijk bekeken. Delen van het gebouw waren echter nog wel gesloten vanwege de schade. De collectie bestaat uit een mix tussen klassieke en moderne schilderkunst en beeldhouwwerken. Het gebouw zelf was ook heel erg mooi. Verder hebben we onze vlucht naar La Paz voor de volgende dag bevestigd in het LAN kantoor, nu een stuk minder druk. Helaas konden we nog niet inchecken en dus moesten we 3 uur vantevoren aanwezig zijn op de luchthaven, mede omdat de systemen en diensten nog niet helemaal operationeel waren. Aangezien onze vlucht om 6.00 uur zou vertrekken, zouden we om 3.00 uur `s nachts op de luchthaven moeten zijn, we hadden dus een korte nacht voor de boeg. Dus maar een taxi besteld om ons naar de luchthaven te brengen.

Op 10 maart was het dan eindelijk zover, we zouden naar La Paz vertrekken. We waren ruim op tijd op de luchthaven aanwezig en konden direct inchecken. Omdat grote delen van de gebouwen op de luchthaven nog dicht waren moesten we in grote tenten wachten en inchecken. Maar alles was verder wel goed geregeld. Na 3 uur wachten vetrokken we om 6.15 uur naar La Paz. We hadden eerst nog een tussenstop in Iquique, en om 9.30 uur kwamen we aan in La Paz. Gelijk een hele andere wereld. De luchthaven is klein en oud, maar alles verliep redelijk vlot. Wat Bolivianos gepind en gelijk met een taxi naar ons Hostal Naira in het centrum van La Paz gereden. Onderweg een enorme drukte aan bussen en mensen (vaak nog in traditionele kledij) en overal stalletjes langs de weg. Fantastisch! Zodra je echter een stukje ging lopen merkte je gelijk dat La Paz op 3650 meter hoogte ligt. Je raakt snel buiten adem, je benen voelen zwaar aan en Tom kreeg vrij snel hoofdpijn. Dus maar even op bed gelegen en heel rustig aan gedaan die dag, toen ging het alweer een stuk beter. Onze Spaanse vocabulaire gaat ook vooruit, maar meer dan iets simpels bestellen is er helaas nog niet bij...

Change of plans

De laatste dag in Christchurch verliep soepel. We gingen eerst de camper inleveren. Toen we bij het adres aankwamen dat op ons contract stond, bleek er niemand aanwezig en zag het er ook niet bepaald uit als een camperdepot. Wij bellen naar Kiwi Campers: blijkt dat ze een jaar geleden verhuisd zijn! Beetje jammer dat ze dat nog niet op de contracten veranderd hebben... Gelukkig was het nieuwe adres dichtbij en we waren ruim op tijd, dus geen problemen. Zonder moeilijkheden ingeleverd. We werden naar het vliegveld gebracht en daar hebben we de soepelste check-in aller tijden gehad. We konden onze boarding pass zelf uitprinten en de bagage was ook zo weg. We kregen zelfs aangeboden om onze boarding pass te veranderen naar plekken met meer beenruimte. De vlucht was kort en prima, we kwamen rond 13.00 uur in Auckland aan. Daar namen we de bus naar ons hotel: Kiwi International Hotel, wat mooier klinkt dan het is. Het is een soort verbouwd hostel, waardoor je nu wel je eigen kamer hebt, maar er nog steeds een behoorlijke backpackerssfeer heerst. Die avond hebben we de film Avatar in 3D in de nabijgelegen IMAX gezien. Was mooi en vermakelijk.

De volgende dag zou onze vlucht naar Santiago pas om 16.40 uur vertrekken dus hadden we nog tijd om de stad te bekijken. Niet dat er veel open was, gezien het feit dat het zondag was. We gingen nog even naar een internetcafé om een hostel in Santiago te boeken, toen ons oog viel op het nieuwsbericht over de aardbeving in Chili. Toch maar even gecheckt of dit effect had op onze vlucht, het getroffen gebied leek een eind van Santiago af te liggen. Maar toen zagen we het: luchthaven Santiago gesloten tot nader order. Op internet stond onze vlucht nog gewoon ingepland dus gingen we maar naar de luchthaven om meer info te krijgen. Daar konden ze ons ook nog niet veel vertellen en moesten we wachten op mensen van LAN. Die kwamen zo´n 1,5 uur later en toen kregen we te horen dat alle vluchten gecancelled waren. Iedereen kon bij de balie zijn naam en telefoonnummer achterlaten, zodat ze konden bellen als er meer bekend was. We kregen nog een a-4 tje mee met een infonummer dat vanaf maandag weer te bereiken was en een mededeling dat LAN niet aansprakelijk gesteld kon worden voor extra kosten. Dat was het dan, wij konden weer terug naar het centrum. Bij de i-site (infobalie) een kamer in het Mercure hotel geboekt voor 1 nacht, hopende dat we dan wel meer zouden weten. De rest van de dag maar een beetje rondgehangen en de website van LAN in de gaten gehouden.

´s Morgens belden wij uiteraard meteen LAN en die vertelden ons dat we nergens van uit konden gaan, in ieder geval vandaag zouden er nog geen vluchten vertrekken. Opnieuw onze naam en hotelgegevens achtergelaten en naar de receptie van het hotel gegaan om een nacht bij te boeken. Helaas was de voordelige prijs vandaag niet meer van toepassing en was het bijna dubbel zo duur om nog een nacht te blijven. Hier hadden we geen zin in, het is tenslotte ook niet zeker of we onze reisverzekering hier op aan kunnen spreken. Dus maar op zoek gegaan naar een ander hotel en uitgecheckt. Op loopafstand was het All Seasons hotel, waar we incheckten en gelijk naar onze kamer konden. We belden naar LAN om onze nieuwe hotelgegevens door te geven, en vroegen ook nog maar even of er nog nieuws was. Jawel, er was net bekend geworden dat er vandaag een vlucht naar Santiago zou gaan. Alleen de mensen die de vlucht de vorige dag gemist hadden (wij dus) mochten hier op. Wat een geluk dat we nog op tijd belden! Omdat we letterlijk 2 minuten op de kamer hadden besteed, konden we ons geld terugkrijgen (we blijven Hollanders) en zijn we, na een ontbijtje in de stad, opnieuw naar de luchthaven vertrokken. Er stond al een behoorlijke rij toen we daar aankwamen dus dat was weer even wachten. Maar toen hadden we dan ook onze boarding passes!Het vliegtuig vertrok aanzienlijk later dan de bedoeling was, maar in ieder geval zag het ernaar uit dat het goed zou komen. Na 9 uur vliegen kwamen wij aan bij het vliegveld van Punta Arenas in Chili. Niet in Santiago dus! (niet dat ze dat erbij hadden gezegd, dat moesten we zelf vragen). Punta Arenas ligt helemaal in het zuiden nabij Kaap Hoorn (3 uur vliegen van Santiago). Daar werden de douane-formaliteiten afgehandeld omdat deze diensten in Santiago plat lagen. Meteen na het ophalenen laten checken van de bagage konden we het ook weer inleveren voor de 2e vlucht, nu wel naar Santiago. Gelukkig maar, wij dachten dat we een lange busrit voor de boeg zouden hebben... Aangezien bijna niemand van de staff van LAN Engels spreekt en wij nauwelijks een woord Spaans, was de communicatie niet geweldig te noemen. Na een soepele 2e vlucht kwamen we rond 18.00 uur plaatselijke tijd (15 uur vroeger dan Auckland)aan in Santiago. Daar was het nog een uitdaging erachter te komen wat nu het plan was, aangezien we nog een vlucht naar Bolivia gepland hadden, maar er geen vluchten vanuit Santiago zouden vertrekken. Onze bagage was buiten naast het vliegtuig neergelegd, dus dat hebben w e opgehaald en toen maar aan het grondpersoneel gevraagd wat we moesten doen. Er waren heel veel mensen met een aansluitende vlucht dus het was een drukte van belang. Onze naam en vluchtnummer werd op een afgescheurd agenda-blaadje opgeschreven en toen werden we naar een klaarstaande bus gedirigeerd, die ons naar een hotel zou brengen. Het hoe of wat was ons nog niet duidelijk, maar na een volle dag en nacht zonder slaap hadden we niet veel zin om ons hier op te storten. Onderweg zagen we wel wat gevolgen van de aardbeving zoals een verzakte brug (waar we wel vrolijk overheen reden met de bus) en wat kleinere schade aan gebouwen. We kwamen na een uur rijden bij ´Rent-a-Home´ aan, waar we een appartementje kregen toegewezen. De man die ons bracht was niet van LAN en had dus ook geen info. We besloten maar snel te eten en te slapen zodat we de volgende dag fris achter meer informatie aan konden gaan.

De volgende dag bleek er op de LAN website informatie te staan over ingeplande vluchten. Onze vlucht stond er niet bij, maar het was een goed teken dat er weer vluchten vertrokken vanaf Santiago. De hele dag geprobeerd LAN nummers in zowel Chili als Engeland (Europees hoofdkantoor) te bellen maar kregen geen verbinding. Toen zijn we de stad ingegaan om er maar het beste van te maken (Santiago is overigens een hele mooie, leuke stad). We zagen in de Lonely Planet dat er een LAN kantoor in het centrum moest zijn. Daar zijn we toen naartoe gegaan en meteen beloten niet in de aanwezige rij van een paar honderd mensen te gaan staan. Dichterbij het hotel was ook een vestiging van LAN dus besloten om daar de volgende dag vroeg naartoe te gaan.

Omdat er maar 2 nachten voor ons geboekt (en betaald) waren, en de accommodatie veel te duur voor ons was, gingen we op zoek naar een ander hotel. Maar eerst gingen we ´s ochtends in de rij voor het LAN kantoor staan. Meer mensen waren op dit idee gekomen, dus dat was nog 1,5 uur wachten... Maar toen kregen we wel iemand te spreken die in het systeem zag dat er op 10 maart een vlucht naar Bolivia zou gaan waar wij op ingepland stonden. We moesten het nog wel 24 uur vantevoren bevestigen. Het zou dus nog een week duren voordat we weg konden, maar in ieder geval wisten we nu waar we aan toe waren. Die middag in ons nieuwe hotel Residence Londres (klinkt ook al mooier dan het is) een planning gemaakt en besloten 3 dagen naar Valparaiso te gaan, wat hier 2 uur rijden vandaag ligt. Het is een plaats aan de kust, ook wel de culturele hoofdstad van Chili genoemd. We zijn dan weer ruim op tijd terug in Santiago voor onze vlucht.

Vandaag nog verder Santiago verkend, naar het Museo Chileno de Arte Precolombino, een hotdog Completo (heel veel saus en tomatensalsa) gegeten en bustickets gekocht voor Valparaiso.

Ons avontuur in Zuid-Amerika is officieel begonnen, en hoe!

Laatste dagen in Nieuw-Zeeland

De eerste hele dag in Queenstown hebben we besteed aan boodschappen doen, in de Queenstown gardens rondgelopen (waar je verrassend snel doorheen bent), het centrum verkennen en internetten. 's Middags zaten we met een biertje wat te lezen op de camping, toen we de familie Bunnik tegenkwamen! (ouders van Suzanne, vriendin van Yvonne). We wisten wel dat zij zich ook in Nieuw-Zeeland bevonden en dat zij ongeveer 2 dagen later uit Auckland waren vertrokken met de camper. Maar ja, in zo'n groot land, met honderden campings... Het is toch wel redelijk toevallig te noemen dat we ze zagen. Heel erg leuk om weer bekenden te zien uit Nederland na 6 maanden vreemden om ons heen. Gelijk elkaars camper bekeken (ja, die van hun is wat groter en moderner) en toen werden we uitgenodigd voor een drankje. Wat foto's gemaakt die gelijk naar Nederland werden verstuurd.

's Avonds werden we uitgenodigd om een hapje in de stad te gaan eten. Daar zeggen we natuurlijk geen nee tegen. Queenstown is een stadje vol restaurantjes en bars, dus keuze genoeg. Heerlijk gegeten bij een tentje met uitzicht op het meer. Veel verhalen uitgewisseld en een hele gezellige avond gehad.

De volgende dag vertrokken we vroeg richting Milford Sound. Dat was nog aardig wat uurtjes rijden, en onderweg zijn genoeg mogelijkheden om te stoppen en wandelingen te maken, dus we hadden onze tijd wel nodig. Vanaf Te Anau werd het heel winderig maar het landschap werd steeds mooier. De hemel was blauw en we hadden wat zon, dus wij waren tevreden. Op driekwart van de weg, voordat je de Homer tunnel ingaat, kom je helemaal bovenaan een berg en daar lag gewoon nog ijs naast de weg, zo koud was het. De tunnel had maar een baan en was pikkedonker, dat was wel scary. Milford Sound fjord die heel ver landinwaarts gaat, en de enige in het Fiordland NP waar je met de auto kan komen. Het plaatsje Milford bestaat alleen uit een ferry-terminal, een airstrip en 2 lodges. We gingen gelijk naar de ferry-terminal om een 2 uur durende boottocht te boeken voor de volgende dag. In Milford regent het 200 dagen per jaar dus we hoopten dat we mazzel zouden hebben de volgende dag. De rest van de dag op onze camping, Milford Sound Lodge, doorgebracht. Om geld te besparen hadden we een non-power site geboekt, maar dat hadden we beter niet kunnen doen. Er is toch echt iets mis met de accu want alweer deed de koelkast het niet, en al vrij snel ook het licht niet. Dat terwijl je toch zeker 2 a 3 dagen zonder stroomtoevoer moet kunnen. Helaas waren de power-sites inmiddels volgeboekt, dus zaten we 's avonds gezellig bij wat kaarslicht muziek te luisteren.

De volgende dag meteen naar een andere plek op de camping gereden waar we wel weer stroom hadden. Het regende behoorlijk die ochtend dus we konden niet veel meer doen dan ons voorbereiden op Zuid-Amerika met de Lonely Planet en ontspannen. Voor de boottocht moesten we om 15.45 uur aanwezig zijn. Een uurtje van tevoren was de regen al veel minder en gingen we lopen richting Ferry. Onderweg nog wat prachtige uitzichten op Mitre Peak gehad. Onze ferry heette de 'Sinbad' en was van november 2009, gloednieuw dus. Hij maakte bijna geen geluid met het varen en had hele comfortable stoelen. Omdat we niet op een piektijd geboekt hadden (wanneer de busladingen arriveren) hadden we alle ruimte. De cruise ging vanaf de terminal helemaal naar de monding van de zee. We hebben zeehonden gezien, een enkele pinguin, en we zijn vlakbij een paar watervallen gekomen. Als je op het voordek stond werd je kletsnat. Gedurende de cruise werden we bijgepraat over de omgeving en de dieren door een nature-guide. Het was nog steeds niet helemaal droog maar toch zeer indrukwekkend. Enorme steil-aflopende rotswanden om ons heen, overhangende pieken en mooie kleuren in de rotsen., soms zelfs groen van de koper die erin zat.

De volgende dag reden we naar Wanaka. Ons plan was om naar Mount Cook te gaan, maar die reis moesten we in tweeen opsplitsen. Wanaka is een grappig plaatsje aan een prachtig meer. De rit erheen was al even spectaculair als de vorige keer (exact die rit hebben we gedeeltelijk eerder van Queenstown naar Milford Sound gemaakt). We stonden op een enorme camping met uitzicht op het meer. De rest van de dag hebben we langs het meer gelopen en het plaatsje verkend.

De volgende dag stond een vrij korte rit naar Mount Cook Village op het programma. Zoals we inmiddels wel gewend zijn was ook dit weer een fantastisch mooie rit. Zeker de laatste 50 kilometer vanaf de hoofdsnelweg, langs Lake Pukaki naar Mount Cook Village zijn fenomenaal. Onderweg dus een aantal keer gestopt voor foto's. Aangekomen bij het dorp eerst maar naar het bezoekerscentrum gegaan om te kijken we we konden gaan doen. Vrij snel besloten om de Red Tarns Track van 2 uur te lopen en daarna pas naar de camping te gaan. Deze wandeling bleek eigenlijk maar uit een lange steile klim en afdaling te bestaan. Dat betekende dat we bijna een uur lang een steile trap op moesten lopen op weg naar de Red Tarns, wat overigens vijvers met rood zeewier op een plateau halverwege Mount Sebastopol zijn. Onderweg gelukkig nog wel een paar uitzichten gezien, maar het was vooral een mentale strijd om boven te komen want we wisten niet precies hoe lang de klim zou duren en na elke bocht hoopten we tevergeefs dat het einde in zicht kwam. Eindelijk na bijna een uur lopen kwamen we boven aan en konden we van het prachtige uitzicht genieten. Vanaf de top nog een klein stukje doorgelopen naar de Red Tarns zelf, die niet eens zo uitzonderlijk mooi zijn. De uitzichten waren de reis gelukkig wel waard. Inmiddels begon de lucht te betrekken en besloten wen snel terug te lopen naar beneden. De regen bleef aanhouden en dus gingen we, beneden aangekomen, richting onze camping Glentenner Park, 25 kilometer vanaf het dorp Mount Cook gelegen. De rest van de dag ontspannen op de camping.

De dag erna stond een wandeling van 3 uur op het programma.Bij de camping was het weer opgeknapt en de lucht blauw. Yvonne besloot daarom een paardrijtocht van 2 uur te boeken voor die middag. Daarom snel na het ontbijt weer teruggereden naar Mount Cook Village om met onze wandeltocht door de Hooker Valley te starten. Helaas regende het nog een beetje bij de start van de wandeling en benam de mist ons ook het zicht op Mount Cook. Eenmaal onderweg klaarde het aardig op zodat we toch nog van Mount Cook, kratermeren, hangbruggen en andere toppen konden genieten. Echt een hele mooie wandeling. Aan het einde van de wandeling moesten we nog twee beekjes over en wat rotsen beklimmen om het kratermeer te bereiken en Hooker Glacier te kunnen bekijken. Wederom hele mooie plaatjes. Daarna vrij snel weer teruggelopen om op tijd terug te kunnen zijn voor de paardrijtocht van Yvonne. Die tocht startte vlakbij de camping om 14.00 uur en liep naar de heuveltop in de buurt toe. Onderweg en op de top heeft Yvonne van mooie uitzichten kunnen genieten zonder op te hoeven letten waar ze liep, daar was Jimmy het paard voor. Genieten dus. Eenmaal terug snel omgekleed want we moesten nog naar de camping rijden. Het was een rit van iets meer dan 1 uur naar Lake Tekapo. Net als Lake Pukaki is ook Lake Tekapo een prachtig melkachtig blauw meer. Een heel mooi gezicht, zeker met de heuvels op de achtergrond. Onze camping Lake Tekapo Motels & Holiday Park lag vlakbij het meer en had redelijke faciliteiten. Voor het eerst in Nieuw-Zeeland moesten we echter apart betalen voor de douche! Jammer. Die avond wederom ontspannen en van het uitzicht genoten.

De volgende dag, 26 februari, stond alweer onze laatste lange rit op het programma, naar Christchurch. De rit duurde iets meer dan 3 uur en verliep prima. Rond het middaguur kwamen we aan bij onze camping North & South. De rest van de middag hebben we besteed aan het inlevergereed maken van de camper, want de volgende dag om 10.00 uur moesten we die overhandigen. Dus gewassen, schoonmaken, gas bijvullen, etc. Morgen nog even tanken en dan vliegen we naar Auckland. Vanaf Auckland vliegen we een dag later via Santiago naar La Paz waar ons Zuid-Amerika avontuur van start zal gaan...

Van zon naar regen en ijs, en terug naar de zon

Greymouth is niet veel meer dan de kleur in de naam doet vermoeden, dus we waren blij dat we hier maar 1 nacht gepland hadden. De camping had 1 groot voordeel: de hot-tub! We hebben dan ook heerlijk een tijdje in het warme, bubbelende water doorgebracht. Ontspannen dus (hard nodig na bijna 6 maanden vakantie).

Het was de volgende dag een paar uurtjes rijden naar het plaatsje Franz Josef, waar de beroemde Franz Josef gletsjer zich bevind. Ons geluk kon niet op toen bleek dat we een strakblauwe lucht tegemoet reden. Nadat we op onze camping Rainforest Retreat hadden ingecheckt liepen we door de hoofdstraat en daar wachtte ons een eerste blik op de gletsjer. Indrukwekkend, ook al vanaf deze afstand (zie foto). Toen reden we naar de parkeerplaats vanwaar een 45 minuten durende wandeling naar de voet van de gletsjer begon. We moesten eerst nog door een stukje regenwoud lopen voordat we vrij zicht hadden op de gletsjer. De ohhh’s en ahhh’ werden steeds luider naarmate we dichterbij kwamen. Wat een prachtig gezicht! We keken de vallei in waar een paar honderd jaar geleden de gletsjer nog lag, maar wat nu een maanlandschap van achtergebleven rotsen en stenen was. Het ijs heeft een hele mooie kleur, zuurstofloos dus blauwachtig. We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt door heel veel foto’s te maken. Dat bleek een goede zet want de dagen erna zou het veel gaan regenen. Eenmaal bij de voet van de gletsjer zagen we pas goed hoe dik het ijs is: tot wel 300 meter dik. Het uiteinde was al aan het smelten en brokkelen en kwam terecht in een snelstromende rivier. Dat hoorde je soms bulderend naar beneden storten, machtig! Zoiets hadden we nog nooit gezien, een overweldigend en fantastisch natuurfenomeen. Bovenop het ijs zagen we wat groepen mensen lopen met een gids, dat leek ons ook fantastisch om te doen. Echt zelf op het ijs van een gletsjer lopen! Op de terugweg naar de parkeerplaats eerst nog een mooi uitzicht van de gletsjer vanuit het regenwoud (dat komt hier tot zeer dichtbij de gletsjer) bij Peter’s pool bekeken (zie foto). Eenmaal terug in het dorpje zijn we gelijk gaan bekijken wat de mogelijkheden waren om zelf op Franz Josef te lopen. Er bleek geen beschikbaarheid meer te zijn de volgende dag, maar nog wel de dag erna. Daarom maar besloten de volgende dag naar de zuster gletsjer Fox, welke 20 kilometer verder gelegen is, te gaan en pas de dag erna Franz Josef te gaan beklimmen. We werden meteen enthousiast! De rest van de dag een beetje gechilled op de camping.

De volgende dag hadden we de hele dag de tijd om de Fox gletsjer en omgeving te bekijken. Fox is net als Franz Josef een zeer actieve gletsjer die soms wel tot 12 meter per dag kan verschuiven! De rit van 20 kilometer duurde meer dan 30 minuten vanwege de bochtige wegen. Maar wel weer heel erg mooie wegen met mooie uitzichten. Het dorpje bij Fox gletsjer is zomogelijk nog kleiner dan die bij Franz Josef dus daar waren we zo doorheen. Onze eerste bestemming was Lake Matheson vanwaar je een heel mooi uitzicht over Mount Tasman en Mount Cook zou moeten hebben. En dat was ook zo (zie foto)! Vooral de reflective pool is heel erg mooi. Later bij het terugkijken van de foto’s wisten we soms niet eens meer wat de boven en onderkant van de foto was, zo spiegelglad was het water. Op onze loop rond het meer kwamen we nog een aantal mooie uitzichten tegen. Na afloop van de wandeling geluncht in de camper, waarna we op weg zijn gegaan naar Fox. Om de gletsjer te bereiken moesten we over een van de vele eenbaansbruggen die ze in Nieuw-Zeeland hebben. Vele hiervan zijn ook nog heel oud en van hout gemaakt, best wel grappig om over te rijden. Vanaf de parkeerplaats in ongeveer 30 minuten naar de voet van Fox gelopen. Ook hier weer mooie uitzichten, maar ook wat meer zwart ijs te zien en vooral veel stenen en rotsen. Aan het einde van de heenweg naar de voet van de gletsjer begon het te regenen om pas (zoals later bleek) de volgende dag rond 13.00 uur weer op te houden. We zijn dus maar snel teruggelopen naar de parkeerplaats en teruggereden naar de camping. De rest van de middag en avond gedwongen in de camper gebleven en gechilled.

De derde dag in Franz Josef was de grote dag, we zouden de gletsjer gaan beklimmen! Helaas begon de dag met regen, regen en nog meer regen. Die middag zou het moeten opklaren, dus daar hoopten we maar op. Vanwege de regen hebben we die ochtend eigenlijk niets gedaan (alweer niet). Om 12.30 uur moesten wij ons melden bij Franz Josef Glacier Guides vanwaar de halve dagtocht zou vertrekken. Eerst kregen we een uitleg over veiligheid enzo en werd ons verteld dat we bergschoenen, sokken, klimijzers, regenbroeken, wanten, mutsen etc. op konden halen en aan konden trekken. Nadat we alle 40 voorzien waren van onze uitrusting zagen we er identiek uit en stapten we in de gereedstaande bus. De bus bracht ons direct naar de parkeerplaats waar we twee dagen eerder ook al geweest waren. Inmiddels was de regen zowaar even opgehouden dus we hadden goede hoop dat we het ijs droog op konden. Vanaf de parkeerplaats in volledige uitrusting naar de voet van de gletsjer gelopen. Onderweg naar de voet kregen we nog additionele uitleg over wat wel en wat niet te doen. Aan de voet aangekomen bonden we onze klimijzers onder (zie foto) en haakte de eerste deelnemer af! Het was deze dame toch iets te spannend geworden zo aan de voet van de torenhoge gletsjer. Het is inderdaad niet meteen duidelijk hoe je daar veilig op moet komen. Helaas begon het op dat moment weer te regenen, en zou het welhaast continu blijven regenen gedurende onze trip. Jammer, maar daar laten wij ons niet door tegenhouden. Bovendien betekende dit een extra uitdaging voor ons. Eindelijk was het dan tijd om het ijs op te gaan. Eerst moest je een ijstrap van 200 treden beklimmen (zie foto), dat lijkt makkelijker dan het is aangezien je nog niet gewend bent aan je schoenen en de grip die de klimijzers leveren. Ons was beloofd dat de weg omhoog het moeilijkste deel van de trip zou zijn... Bovenaan de trap ging het ijs over in los puin en stenen, die door de regen extra glad geworden waren. Dit werd een tweede deelnemer teveel, die ging met een andere groep direct terug naar beneden. Behalve dat er veel losse stenen en puin bovenaan de trap lagen moest je ook nog heel erg steil omhoog op zigzaggende paadjes richting de top. Dat was soms best wel even slikken, maar niet teveel naar beneden gekeken. Door ons volledig op de wandeling te concentreren hebben we het weten te redden. Boven aangekomen werden we getrakteerd op ons eerste uitzicht over de rest van de gletsjer met zijn kloven en spleten. Buitenaards om te zien. Naar beneden kijkend begonnen we ons zorgen te maken over de afdaling, dat was van latere zorg. Vervolgens gingen we lopen in de torenhoge kloven en smalle spleten, waar je soms best even moest klimmen. Wat een buitenaards uitzicht, overal om je heen blauw ijs, heel bijzonder. Compleet anders dan alles wat je ooit hebt gezien. Helaas konden we niet echt mooie foto’s maken door de regen, dus hebben we veel foto’s met spetters. Dat mocht de pret echter niet drukken. We liepen met een constante ‘big smile’ op de gletsjer. Na ongeveer anderhalf uur op het ijs gingen we terug. We moesten dezelfde weg naar beneden, waardoor onze zorgen weer terugkwamen. Het is toch wel heel hoog en heel steil... Ook het losse puin op weg naar de ijstrap hielp niet. Maar de gids had gelijk: toen we eenmaal op weg waren viel het reuze mee. Een half uurtje later stonden we veilig beneden met een flinke adrenaline-rush. Wat een gave ervaring! We waren heel erg blij dat we de trip niet afgezegd hadden door de regen. Die avond de foto’s bekeken, en vroeg gaan slapen. We konden de spierpijn al voelen opkomen.

De volgende dag was het in ieder geval weer droog en zonnig. Vroeg in de ochtend vertrokken we op weg naar Queenstown. De grootste attractie van de dag bleek de rit zelf: prachtige uitzichten op meren en bergen in het mount Aspiring gebied en lake Hawea rondom het plaatsje Wanaka. Halverwege de middag kwamen we aan in Queenstown. We gingen gelijk maar inchecken bij de camping: Creeksyde Holiday Park. Er bleken nog maar 2 plekken beschikbaar te zijn dus we hadden geluk. En dat terwijl het een ontzettend dure (voor onze begrippen) camping is. Maar de locatie is erg gunstig, een paar minuten lopen van het centrum af. Rest van de dag niks meer gedaan. We blijven twee nachten in Queenstown, waarna we naar Milford Sound gaan, waar we mooie verhalen over hebben gehoord.

Op naar het Zuiden

De volgende dag zetten wij koers richting Wellington. Toen we daar aankwamen hebben wij eerst ingecheckt bij de camping Elsdon in Porirua (nabij Wellington). Daarna hebben we wat boodschappen gedaan, een nieuwe stoel gekocht omdat Tom door de armleuning van de oude heen was gegaan en Yvonne is nog naar de kapper geweest, wat ook wel weer hard nodig was. Voor het eerst werd haar haar met een stijltang bewerkt na het knippen, waardoor het leek alsof ze ontzettend dun haar had. Geen succes dus, maar het knippen was gelukkig prima gelukt.
De eerste hele dag in Wellington hebben wij bijna uitsluitend besteed aan het fantastische museum ‘Te Papa’ (maori voor ‘our place’). Wij dachten hier even rond te kijken voordat we de stad Wellington zouden verkennen, maar we zijn hier van 10.00 uur tot 16.00 uur geweest! Het is dan ook een immens groot, veelzijdig, leuk, interactief museum. Toevallig was er net de dag ervoor een expositie over Anne Frank geopend, waar we ook wat tijd hebben besteed. Het museum heeft niet 1 thema, maar verschillende ruimtes over verschillende onderwerpen. Zo heb je een vrij grote ruimte over de oceaan met al zijn inwoners. Er lager veel fossielen uitgestald maar bijvoorbeeld ook een recent gevangen ‘collosal squid’. Die was zo’n 4,5 meter lang, echt een enorm beest. Nadat er onderzoek op was verricht is hij nu op sterk water uitgestald voor het publiek. Verder waren er nog ruimtes over de geschiedenis van Nieuw-Zeeland, van de Maori’s tot de komst van de Europeanen, tot de immigranten uit alle uithoeken van de wereld in de 60-er jaren. Heel leuk en interessant. Je kon ook nog een korte film in 3-D bekijken en er waren overal leuke audiovisuele toevoegingen. Dit is een van de mooiste musea die we ooit hebben gezien. Die dag probeerden we ook meerdere malen contact te krijgen met Lily, een meisje die we op de Afrika-reis hebben ontmoet en die in Wellington woont. We hadden al eerder afgesproken om elkaar in Wellington te ontmoeten. We konden alleen maar geen smsjes van haar ontvangen op onze Nederlandse SIM-kaart. Uiteindelijk een poging gewaagd met onze Nieuw-Zeelandse SIM-kaart, die we hier vooral voor noodgevallen hebben, en toen lukte het tegen de avond eindelijk! We spraken voor diezelfde avond af in het centrum van Wellington, in een cafe genaamd ‘The Library’. Het was echt leuk om haar weer na zo’n tijd te zien. Toch weer even een bekend gezicht, al hebben we in totaal maar een week in Afrika samen gereisd. Gezellige avond gehad, waarna we rond 22.15 uur maar weer terug naar de camping gingen, wat nog een half uur rijden was. De volgende dag moesten we namelijk erg vroeg op om ons om 7.00 uur te kunnen melden bij de ferry die ons naar het plaatsje Picton op het Zuidereiland zou brengen.
Vanaf de Bluebridge terminal reden wij de volgende dag het schip Monte Stello op. Het zou een reis van 3 uur en 20 minuten worden dus je kon de camper achterlaten op het benedendek en zelf naar boven gaan, waar een cafe was en een grote tv waar films en documentaires op werden gedraaid. Daar hebben wij ons wel een tijd vermaakt met een hele goede documentaire over een pop-zang groep met leden die allemaal boven de 70 waren. Heel mooi en ontroerend en grappig in beeld gebracht. Eenmaal in Picton aangekomen konden wij vrij snel op weg naar onze eerste bestemming op het zuidereiland: Abel Tasman NP. Dit bleek nog een zeer bochtige weg te zijn door een heuvellandschap, waardoor Yvonne steeds witter begon te zien. Gelukkig hield dit na een uur op en konden we wat meer doorrijden over makkelijkere wegen. Door de TomTom kunnen we wel precies zien wat de verwachte aankomsttijd is, dus dat helpt met het plannen van dit soort reisjes. We kwamen eind van de middag aan in het Abel Tasman NP, waar we op camping ‘the Barn’ gingen staan, helaas deze keer geen power site, waardoor we 2 dagen op onze accu moesten overleven. We gingen gelijk maar even ons verse water bijvullen in de camper en kwamen er toen achter dan er een klein lek zit in de slangaansluiting naar de tank. Helaas kwamen we hier iets te laat achter waardoor er een klein laagje water in de camper stond... Na zo’n hele dag onderweg en supervroeg opstaan is dit niet echt nieuws waar je op zit te wachten. Bovendien leek ook onze koelkast het niet meer te doen. En natuurlijk was het net te laat om Kiwi Campers te bellen voor advies. De spullen uit onze koelkast toen maar in de gezamenlijke koelkast van de camping gezet en de vloer van de camper gedweild. De volgende dag werden we pas om 10.15 uur wakker! Het was dan ook superstil op de camping, normaal worden we wel door allerlei geluiden wakker. Wel lekker geslapen, maar we wilden die dag nog een lange wandeling gaan maken dus daar moesten we redelijk voor haasten. Kiwi Campers gebeld en die gaven ons het adres van een garage in Greymouth, waar we de volgende dag naartoe konden gaan. Die dag een wandeling van 4 uur gemaakt langs de kust, een stuk van de bekende en populaire coast track. Dat was superleuk, mooie uitzichten (zie foto’s), stranden en heerlijk weer, wat wil je nog meer? De rest van de middag en avond niet veel meer gedaan.
De dag erna stonden wij vroeg op om naar Greymouth te rijden. Dat zou zo’n 4 uur duren. Rond 12.30 uur kwamen wij aan bij de garage die Kiwi Campers ons had doorgegeven. We konden er gelijk terecht, er werd even naar gekeken en geconstateerd dat de accu nog goed was, maar een aansluiting stuk was, waardoor de accu niet meer kon opladen. Hierdoor was al vrij snel de koelkast uitgevallen, omdat die de meeste stroom trekt. We moesten hier een uurtje op wachten, maar toen deed alles het weer prima dus wij konden weer op weg. Nog even wat tape meegekregen voor de lekkende slang en het was alsof er nooit iets mis was...

Het Noordereiland op z'n mooist

De volgende dag in Rotorua hebben we ‘s ochtends besteed aan Internet en ‘s middags aan de bekendste plaatselijke attractie: Te Puia. Te Puia is een thermisch park en een Maori Heritage Center ineen. Bijna direct na binnenkomst in Te Puia vertrok een 90 minuten durende rondleiding door het park. Deze bestond uit een cultureel deel over de Maori en uit een thermisch deel, langs de bekendste geisers en thermische poelen. Voor wat betreft het culturele gedeelte kwamen we langs een weefschool en een houtsnijschool die nog steeds in bedrijf zijn en waar jaarlijks enkele Maori mannen (voor het houtsnijwerk) en vrouwen (voor het weven) opgeleid worden. De gids vertelde er wat bij en wij mochten toekijken terwijl er gewerkt werd. Ook bezochten we een Maori meeting hall en enkele andere culturele plekken. Dat was al met al best aardig, maar niet de hoofdreden waarvoor we gekomen waren. Het tweede deel van de tour gings langs de beroemde Pohutu Geiser, die tweemaal per uur tot uitbarsting komt en dan 30 meter de lucht in spuit, een heel mooi gezicht. Net als in de Polynesian Spa stinkt het ook hier behoorlijk naar zwavel. Verder ook nog langs thermische water- en modderpoelen en allerlei stoomgaten gelopen. Nadat de tour afgelopen was zijn we zelf de hoogtepunten nogmaals gaan bekijken. Bij de toegang van Te Puia inbegrepen zat een Maori concert dat in de plaatselijke meeting hall gegeven zou worden. Daar aangekomen kregen we een uitleg over wat er zou gaan gebeuren, vond er een welkomstceremonie plaats (zie foto) en mochten we vervolgens naar binnen, nadat we onze schoenen hadden uitgetrokken. Het concert zelf was best wel grappig, maar zoals verwacht niet echt indrukwekkend. We mochten absoluut niet lachen tijdens het optreden (dat zou disrespectfull zijn), maar dat kostte ons de grootste moeite vanwege de gekke bekken die ze trokken. Al met al was Te Puia en leuk uitje. Die avond verder alleen nog wat ontspannen op onze campsite aan het meer.
De volgende dag trokken we weer verder naar het zuiden, in dit geval maar een klein stukje naar Turangi, dat aan de zuidkust van Lake Taupo ligt, het grootste vulkanische meer van Nieuw-Zeeland. Rond het middaguur kwamen we bij de uiterst verlepte Turangi Cabins en Holiday Park aan, welke tenminste 20 jaar geleden al eens opgeknapt had moeten worden maar inmiddels klaar is om gesloopt te worden, wat echter nog steeds niet gebeurd is omdat de eigenaren er blijkbaar nog wel heil in zien, of geen andere keuze hebben, om de camping open te houden. Anyways, het was maar voor 1 nacht en we waren best wel moe, dus toch maar wel gebleven. Gelukkig waren de verouderde faciliteiten wel schoon. Die middag absoluut niets anders gedaan dan ontspannen en lezen. Heerlijk!
Na een rustige nacht in Turangi vertrokken we in de richting van wat HET hoogtepunt van het Noordereiland zou worden: Tongariro National Park. De rit liep over een prachtige weg langs zich immer uitstrekkende groene heuvels en kilometers productiebos. Fantastisch! Ons eerste plan was om in een veld ergens bij de zuidpunt van het park nabij Okahune te camperen. Deze camping bleek wel erg afgelegen en leeg te zijn, dus toen maar besloten toch in het drukst bezochte deel bij Whakapapa Village te camperen. Maar niet voordat we een mooie boswandeling bij Okahune hadden gemaakt. Helaas niet heel veel uitzichten gezien. Daarom direct daarna maar richting Whakapapa Village gereden alwaar we op het Whakapapa Holiday Park een plek vonden. De weg erheen was wederom zeer mooi en ging nu ook echt de hoogte in, het was merkbaar kouder op onze bestemming. Dus voor het eerst sinds tijden weer eens onze lange broeken en truien aangetrokken. Die dag niet veel meer gedaan dan Whakapapa Village verkend, wat een skidorpje bleek te zijn.
De volgende dag begon helaas koud en bewolkt. Het plan was om met de stoeltjeslift (zie foto) Mount Ruapehu op te gaan en vanaf dat punt een wandeling te maken. Echter, dat leek niet zoveel zin te hebben gezien de bewolking. Toen we echter aangekomen waren bij de toeristeninformatie om een alternatief te zoeken, waren de wolken ineens verdwenen en was er een blauwe lucht te zien. Wat een geluk! Dus toch maar gelijk naar het dorpje gereden waar de stoeltjeslift vertrok. De 6 kilometer lange weg naar de lift toe was werkelijk adembenemend mooi (zie foto). Een prachtig uitzicht op de omgeving en Mount Ruapehu. Dat beloofde veel goeds! Aangekomen bij de liften was de temperatuur weer verder gedaald en dus hadden we ook maar onze jassen aangetrokken. De rit naar boven met de stoeltjeslift was al een belevenis op zich, zeker als je niet (vaak) skiet. Mount Ruapehu is een vulkaan dus overal rotsen en gestold lava, een maanlandschap om te zien. Het uitzicht naar beneden, het dal in, werd ook met de meter spectaculairder. Halverwege moesten we nog op een andere lift overstappen en konden alvast wat foto’s maken. Boven aangekomen begonnen we aan de Sky Walk, wat een wandeling van 1,5 uur retour zou moeten zijn naar een plateau ergens een stuk boven ons. Er was echter geen echt pad (zie foto), je moest gewoon de blauwe gekleurde paaltjes volgen. Dat betekende veel over vulkanische rotsen klauteren, beekjes doorlopen en hele steile stukken door vulkanisch zand naar boven klimmen (net alsof je een duin oploopt). Direct na ons vertrek merkte je dat we niet aan deze hoogte gewend waren, want op de meeste stukken waren we al heel erg snel buiten adem. Dat betekende dat we vaak gestopt hebben, zeker tijdens de stukke vulkanisch zand die we door moesten. Na zeker 5 kwartier lopen kwamen we dan eindelijk aan op het plateau. Daar aangekomen bleek het de reis meer dan waard te zijn! De allermooiste uitzichten in Nieuw-Zeeland tot nu toe vielen ons hier ten deel. We konden het hele dal overzien, de top van Mount Ruapehu bekijken en ook zagen we Mount Ngauruhoe (Mount Doom in Lord of the Rings) liggen. Werkelijk niet te beschrijven wat een uitzicht, ongelooflijk! De lucht was helder, de zon scheen en we konden enorm ver kijken. Wat een geluk en wat een natuurpracht! Na een tijd genoten te hebben op het plateau in 30 minuten terug gelopen naar de stoeltjeslift, dat ging een stuk gemakkelijker dan de heenweg. De lift naar beneden was ook weer een belevenis. Wat een fantastische ochtend! Na de lunch hebben we nog een 2 uur durende wandeling naar Taranaki Falls gemaakt, die vanaf Whakapapa Village vertrok. Tijdens deze wandeling loop je door bossen, struiken en graslanden en heb je regelmatig de mooiste uitzichten op Mount Rahupehu en Mount Ngauruhoe. De watervallen zelf waren ook best mooi, maar verder niet specialer dan anderen die we al gezien hebben. Evengoed ook weer een prachtige wandeling. Die avond onze foto’s van de afgelopen dag nogmaals bekeken en vroeg gaan slapen, het was een vermoeiende dag. De volgende dag stond bovendien een lange rit naar Wellington op het programma.

Een restje Australie en een frisse start in Nieuw-Zeeland

Zoals beloofd in deze nieuwe entry aandacht voor de Koala's. Op de dag dat we aankwamen in Port Macquarie hadden we nog een middag de tijd om te ontspannen. Dus besloten we om naar het plaatselijke Koala Hospital te gaan, alwaar allerlei gewonde Koala's die in de omgeving van Port Macquarie gevonden zijn verzorgd en uiteindelijk, als dat nog mogelijk is, weer teruggezet worden in de natuur. Het bleek een vrij klein terrein met een stuk of 12 'kooien' of omheinde veldjes van verschillende grootte te zijn, waarin de gewonde Koala's woonden. Ook was er een Intensive Care Unit met plek voor 2 Koala's, deze laatste mochten we om voor de hand liggende redenen niet zien. Tweemaal per dag worden de Koala's gevoerd en op die tijdstippen start tevens een rondleiding door het ziekenhuis. We kregen die middag een hele leuke en enthousiaste uitleg van een vrijwilligster over wat welke Koala mankeerde en hoe het herstel ervoor stond. Ondertussen waren andere vrijwilligers bezig de dieren te voeren, meestal kregen ze melk. Een heel leuk gezicht! De rest van de middag hebben we besteed aan chillen en tennis kijken (inmiddels was het alweer tijd voor de vrouwenfinale).
De volgende dag na het ontbijt een wasje gedraaid en buiten opgehangen en toen opweg naar het centrum om een verhaal op internet te zetten. Terwijl we daar mee bezig waren barstte de hemel open in een bulderende regenbui! Tom is dus maar snel terug naar het Motel gereden om in de stromende regen de was binnen te halen en in de plaatselijke wasserette te laten drogen, terwijl Yvonne het verhaal verder ging schrijven. Na een half uur kwam Tom zeiknat weer terug.... Gelukkig werd het beter weer zodat we na de lunch nog lekker naar buiten konden. In totaal 2 uur langs de kust van Port Macquarie gelopen en verschillende lookouts bekeken. Het was weer een mooi uitzicht. Aan het begin van de avond was het tijd voor de tennis herenfinale, die we met spanning gevolgd hebben...
Op 1 februari zat ons Australie avontuur er alweer bijna op; nog 1 bestemming te gaan: de Blue Mountains. Vanaf Port Macquarie was het nog ongeveer 500 kilometer rijden naar Katoomba, de grootste stad in de Blue Mountains. Na een voorspoedig verlopen rit, met enige regen onderweg, kwamen we ergens in de loop van de middag aan bij ons Hotel Gearin, dat in 1880 is gebouwd. Van buiten zag het er best netjes uit en ook binnen was het redelijk. Het was recentelijk opgeknapt en alhoewel de faciliteiten een beetje ouderwets waren, was alles schoon. Aan het eind van de middag nog naar het beroemde uitzichpunt van 'The Three Sisters' geweest (zie foto en banner) en een kleine wandelroute gedaan om verschillende andere uitzichten te bekijken. Wederom een heuvelachtig gebied met mooie vergezichten en een blauwe waas over de horizon (vandaar de naam Blue Mountains). Die avond weer eens uit eten geweest en op tijd naar bed gegaan na een lange dag.

De volgende dag was onze laatste hele dag in Australie, een dag waarop de Blue Mountains op het programma stonden. De dag begon helaas met regen, maar het klaarde gelukkig in de loop van de ochtend op. Eerst zijn we naar Blackheath gegaan, een plaatsje verderop in het Blue Mountains gebied. Daar hebben we twee verschillende zeer mooie uitzichten bekeken over een oneindig verstrekkend landschap met begroeide heuvels. Ook hebben we daar nog een Heritage Walk gedaan, best aardig. Na de lunch eerst terug in Katoomba op zoek gegaan naar wat boeken, omdat onze voorraad er alweer doorheen was. Ook hebben we de auto een beetje schoongemaakt omdat we die de volgende dag om 9.00 uur weer in moesten leveren op de luchthaven van Sydney. Na het wassen van de auto zijn we naar Leura gereden, vlakbij Katoomba, om daar de plaatselijke Cascades te bekijken, de beroemde terraswatervallen. Best wel aardig, maar niets schokkends (of raken we verwend?). Tot slot ook nog naar de Wentworth Falls gegaan. Dat is een behoorlijke toeristische bestemming, met speciale parkeerplekken voor tourbussen. Gelukkig was het niet zo heel druk. Er bleek inderdaad een waterval te zijn, maar er was maar heel erg weinig water, dus die was niet zo spectaculair. Welke mooie uitzichtpunten en grappige foto's van onszelf gemaakt. Al met al een zeer geslaagde laatste hele dag in Australie.

Op 3 februari was ons vertrek uit Australie en de vlucht naar Nieuw-Zeeland een feit. Volgens de routeplanner was het nog bijna 2 uur rijden naar de luchthaven, dus vertrokken we om 6.45 uur zodat we ruim voor 9.00 uur onze auto konden inleveren. Tenminste, dat dachten we... Helaas bleek het zeer slecht weer te zijn met mist en harde regen. Bovendien stonden welhaast alle snelwegen rondom en door Sydney vast met langzaamrijdend en stilstaand verkeer. Shit! Dat maakte de rit tot een lange onderneming. Uiteindelijk hebben we er 2 uur en 45 minuten over gedaan. Onze auto leverden we dus 30 minuten te laat in, maar dat was gelukkig geen probleem. Toen snel ingecheckt (natuurlijk waren de plekken met extra beenruimte alweer aan een of andere pigmee toebedeeld) en om 11.45 uur vetrokken we dan richting Auckland. De vlucht viel heel erg mee. Het duurde ongeveer 3 uur, maar met stijgen en landen erbij is het zo voorbij. Dat was maar goed ook, aangezien de stoelen smal waren en er nogal een brede man naast Yvonne zat waardoor ze niet bepaald ontspannen kon zitten. Bij de douane moesten we onze wandelschoenen afgeven, die vervolgens schoongemaakt werden. Daar moesten we wel een tijdje op wachten. Verder geen bijzonderheden waardoor we vrij snel de shuttle-bus konden opzoeken die ons naar ons hostel in Auckland zou brengen. Die rit duurde toch nog meer dan een half uur. Uiteindelijk waren we rond 19.00 uur in het hostel en we waren duidelijk niet de enigen die wilden inchecken. Het hostel had dan ook 500 bedden dus het was een constant komen en gaan van gasten. Inmiddels hadden we behoorlijk honger gekregen en gingen we, nadat we onze double room hadden bekeken, het centrum van Auckland in. Al vrij snel kwamen we een foodcourt tegen, waar we voor 10 dollar per persoon (5 euro) een heerlijke Indiase maaltijd kregen. Het is weer even wennen aan de pijzen en het omrekenen, in Australie was de dollar nog zo'n 60 cent waard, in Nieuw-Zeeland 50 cent. We gingen niet al te laat slapen aangezien we een lange dag hadden gehad en we uitgeslapen wilden zijn voor de eerste rit met de camper!

De volgende dag werden we om 9.30 uur opgehaald door James van Kiwi Campers. We hadden enorm veel zin om te camper te inspecteren en er ons huisje van te maken voor de komende 24 dagen. In het kantoor aangekomen moesten we wat papier-werk doorwerken en wat handtekeningen zetten en toen een inspectieronde gedaan om schade te noteren. Onze camper is een Toyota Hiace uit 2003 die er nog erg goed uitziet. Oorspronkelijk is het een Kea camper geweest (het logo kun je nog vaag zien) maar na een paar jaar gaat het dan over in een ander, goedkoper merk, in dit geval Kiwi campers. Er zit een klein keukentje met 2 gaspitjes, een koelkast, spoelbak en magnetron in, naast veel kastjes met opbergruimte en servies, potten, pannen, handdoeken, theedoeken, beddengoed, etc. Heel compleet dus. Deze keer geen automaat, maar handgeschakeld dus dat was even wennen voor Tom. Het deed hem denken aan de verhuisbus die we gebruikt hadden om onze spullen in Nederland op te slaan. We hadden mazzel dat we er een TomTom bij kregen (hadden we erbij onderhandeld) want daardoor hoef je niet meteen in de kaarten te duiken. Gewoon het adres van onze eerste camping invoeren en, klaar! We hebben onze backpacks gewoon maar even achterin gegooid en zijn op weg gegaan. Onderweg naar Coromandel, waar we onze eerste nacht gepland hadden, kwamen we door het plaatsje Thames, waar we een grote supermarkt ontdekten. Dat kwam mooi uit, konden we gelijk onze camper vol laden met boodschappen. Ze verkopen hier weer gewoon alcohol in de supermarket (in Australie moest je daarvoor naar een aparte winkel) en dus namen we een flesje wijn mee om te vieren dat we de camper hadden. We moesten wel even lachen toen een vrouw ons bij de kassa om een ID bewijs vroeg, maar ze maakte geen grap. Hmm, een compliment of een belediging?? Niet lang daarna vonden we een perfecte picknickplaats, aan een baai, waar we onze tafel en stoelen (die we erbij hadden gehuurd) konden uitproberen. Geen lullige klapstoeltjes gelukkig maar degelijke vissersstoeltjes met leuning. Broodjes smeren en dan genieten van het prachtige uitzicht. Nieuw-Zeeland bevalt ons prima tot nu toe! En het leven in de camper is ook goed, heerlijk om je bed bij je te hebben en dingen in de koelkast te kunnen bewaren. In de middag kwamen we aan op de camping bij Shelly Beach in Coromandel. We boekten een plek met electriciteit voor 2 nachten en toen konden we de camper gaan inrichten met onze spullen. Heel veel opbergruimte voor kleding enzo is er niet, maar we hebben ook niet heel veel bij ons dus dat scheelt. Toen moesten we toch nog even een supermarkt opzoeken want we waren de eerste keer typisch weer dingen vergeten als afwasmiddel, vaatdoekjes, keukenrol etc. ‘s Avonds heerlijk gekookt en nog van de zonsondergang genoten op Shelly Beach. De tweede dag gingen we richting Cathedral Cove rijden. Dat was nog een aardige rit over bochtige weggetjes waar we prachtige uitzichten hadden. Nieuw-Zeeland is echt een prachtig land! We hebben gehoord dat het Zuider Eiland nog veel mooier is, dus dat belooft wat! We konden de camper parkeren en het laatste stuk lopen naar een mooi strand wat ons qua uitzicht deed denken aan de twelve aposteles bij de Great Ocean Road (wat we in 2005 gezien hebben) of Halong Bay in Vietnam. Teruglopen was nog een hele klim, waar we regelmatig moesten stoppen om weer even op adem te komen (we worden ook een dagje ouder). ‘s Middags weer teruggegaan naar de camping en wat boodschappen gedaan in Coromandel. De mensen in de winkels, vooral in supermarkten zijn uitzonderlijk vriendelijk. Je gaat het bijna verdacht vinden maar het lijkt oprecht. Dat zijn we in Nederland niet zo gewend.

De volgende dag gingen we naar Rotorua. Omdat we vroeg vertrokken kwamen we daar redelijk op tijd aan, het was een rit van zo'n 3,5 uur. We hadden in de handige accomodatiegids die bij de camper zat een leuke, betaalbare (13 euro per nacht) camping geworden met plaatsen direct aan het meer, niet ver van het centrum van Rotorua af. ‘s Middags gingen we naar de Polynesian Spa, een complex met verschillende zwembaden, de warmste 42 graden, die sulphur bevatten, wat heel goed is voor je huid en om je spieren te ontspannen. Het stinkt er wel enorm naar rotte eieren, maar daar wen je wel aan. De warmste baden zijn niet altijd fijn, we werden er flauw van en ons hart ging tekeer, maar de iets minder warme waren heerlijk. Daar hebben we een paar uur besteed en toen weer richting de camping. We moesten nog even Kiwi Campers bellen voor een probleem met 1 van de 2 gaspitjes, maar dat probleem konden we over de telefoon verhelpen. Goede service! ‘s Avonds genoten van een stuk verse Nieuw-Zeelandse zalm, genieten...

Vergezichten in Queensland en New South Wales

Nadat we in Mackay waren aangekomen konden we al snel inchecken in het Gecko's Rest Backpackers Hostel. Er was een vrij grote algemene keuken dus we konden weer eens zelf koken! Mackay zelf is best leuk, vrij klein maar er is aardig wat leven op straat. De eerste dag hebben we vooral wat rondgelopen, ge-internet, smoothies gedronken (zo lekker...) en gerelaxed. De tweede dag zijn we de Kinchant Dam gaan bekijken, maar dat bleek meer een aarden wal en een groot meer te zijn, en hebben we geprobeerd naar de Finch Hatton Gorge te rijden. Delen van de weg er naartoe waren door de recente regen ondergelopen. Na de eerste twee plasjes doorgereden te hebben met onze dappere Getz, maar daarna werd het ons wat te gortig (met ons 4x4 avontuur op Magnetic Island in ons achterhoofd) en dus zijn we maar omgekeerd en doorgereden naar het Eungella National Park. Vanaf dat park konden we wat wandelingen doen, uitzichten bekijken en genieten van de mooie omgeving. Je kunt daar de Platypus in het wild bekijken, maar wij hadden helaas niet het geluk er een te zien. Wel hebben we heel veel schildpadden en brush-turkeys gezien, de laatsten waren vooral geinteresseerd in de broodkruimels van onze lunch. Er zijn nergens in het park prullenbakken te vinden, aangezien dat dieren aantrekt. Je moet dus al je afval meenemen en ergens anders weggooien.

De dag erna reden we van Mackay naar Bundaberg. Dat was een aardig lange rit, waardoor we pas eind van de middag aankwamen. We dachten dat het makkelijk zou zijn om een slaapplaats te vinden, maar niets bleek minder waar. Alle double-rooms waren al bezet in de hostels en we hadden niet zo'n zin om in een dorm-room te slapen. Dus gingen we maar de vele motelletjes langs, die uiteraard wat duurder waren. Uiteindelijk maar ergens ingecheckt waar het nog enigszins betaalbaar was, en het viel niet tegen.

De volgende dag gingen we naar Noosa Heads, een populaire badplaats onder de backpackers. We verbleven in een leuk hostel, Noosa Backpackers Resort, wat helaas geen airco in de kamer had. Het kostte nog best wat moeite om het hostel te vinden aangezien we geen uitgebreide kaart hadden en de beschrijving op onze hostel-boeking wel erg summier was. Een paar rondjes rijden later toch gevonden en ingecheckt. Later gelijk maar van het heerlijke weer gebruik gemaakt en met een shuttle-busje van het hostel naar het strand gegaan. Daar een paar uurtjes gelegen en gelezen en toen terug naar het hostel om te koken. Over het algemeen koken we alleen makkelijke dingen, waar niet teveel pannen voor nodig zijn. Pannen en kookgerei zijn schaars in hostels, zeker als er op dat moment meer mensen op het idee zijn gekomen om te koken. We eten dus dingen als maaltijdsalade, pasta, rijst, magnetron-aardappels etc. In Noosa hadden we twee nachten geboekt dus de volgende dag hadden we de hele dag de tijd om Noosa te verkennen. Het is een leuk, relaxed, surf-plaatsje, waar je zowel heerlijk aan het strand kan liggen (hier geen stinger-waarschuwingsborden gezien) als aan de Noosa-river. Dat tweede hebben wij die dag gedaan. We konden in de schaduw zitten en je kunt prima zwemmen in de rivier. Wat mooie huizen met aanlegsteigers gezien waarvan we het helemaal niet erg zouden vinden als dat ons vakantiehuisje was...

Vanuit Noosa gingen we de volgende dag iets meer het binnenland in. In onze drivers-atlas hadden we een mooie route van 137 kilometer gezien die in Noosa startte en in de Glass House Mountains eindigde. Het plaatsje Caloundra, wat vlakbij de eindbestemming ligt, had een leuk backpackershostel dus daar hadden we een nacht geboekt. We stopten die dag eerst bij Eumundi, waar we koffie hebben gedronken. Omdat het Australia-day was, waren veel winkeltjes gesloten dus viel er verder niet veel te bekijken. We hebben dus geen kans gehad om de beroemde Eumundi markt te bekijken (jammer...). We reden door en stopten bij de ginger-factory in Yandina. Dit was een soort thema-park waar ze alles wat met gember te maken heeft kweken, maken en verkopen. Best grappig om hier even rond te lopen. Nog heerlijke zelfgemaakte fudge met macademianoten gekocht (wat dit dan weer met gember te maken heeft ontschoot ons). Later die dag reden door allemaal schattige kleine plaatsjes heen, zoals Montville (met een heel fout Duits klokmakerswinskeltje) en door een prachtig natuurgebied, met vele uitkijkpunten. Hier konden we aardig wat foto's maken... Vooral de Glass House Mountains waren erg indrukwekkend en we zijn dan ook meerdere keren langs de weg gestopt om van dit uizicht te genieten. Aan het eind van de middag kwamen we aan in Caloundra. Die avond besloten we om ergens wat te gaan eten want we hadden niet heel veel zin meer om te koken. De tentjes langs het strand, waarvan de man bij het hostel had gezegd dat er veel opties waren, bleken er niet te zijn. Vreemd... Maar na een paar kilometer lopen hadden we ook niet veel zin meer om verder te zoeken. Dan maar een pizza halen in het centrum, stuk dichterbij. Vroeg gaan slapen want de volgende dag hadden we weer een lange rit naar Coffs Harbour voor de boeg.

De 27ste was het tijd door te reizen naar Coffs Harbour, een rit van ongeveer 500 kilometer. We zouden maar 1 nacht in het plaatselijke Formule 1 hotel doorbrengen, want onze eigenlijke bestemming waren Bellingen en Dorrigo, een stukje verder landinwaarts. Na een voorspoedige rit door het laatste restje Queensland en het noorden van New South Wales, kwamen we aan het eind van de middag aan in Coffs Harbour. De rest van de dag hebben we niet veel gedaan, alleen gechilled op de kamer, plannen gemaakt voor de komende 2 dagen en (weer) pizza gegeten in Coffs.

Onze eerste bestemming de volgende dag was een oer-Hollands toeristische mini-Madurodam dat The Clog Barn heette. Voor 5 dollar p.p. kon je een stuk of 30 verschillende op schaal gemaakte ‘Hollandse scenes' bekijken. Dat varieerde van Muiderslot tot de kaasmarkt van Alkmaar en de molens van Kinderdijk. Best grappig, maar niet alles was in een even goede staat. Naast een souvenirschop en een klompenmakerij, zat er ook een cafe dat ‘Big Oma's Cafe' heette. Daar hebben we voor het eerst sinds ons vertrek weer een zelfgemaakte kroket gegeten. Beetje klein, maar het smaakte prima! Na ons Hollandse tripje reden we in een keer door naar Bellingen, wat ongeveer 30 kilometer landinwaarts ligt. Zodra je de Pacific Highway verlaten hebt begint een prachtige provinciale weg door het groene landschap te slingeren. In Bellingen aangekomen even rondgelopen en naar de toeristeninformatie gelopen. Wat folders van de tientallen(!) nationale parken in de regio meegenomen en, omdat het wederom een warme dag was, gevraagd waar we konden zwemmen. Er bleek een mooie kreek met de geweldige naam Never Never Creek in het gebied te lopen, daar kon je picknicken en zwemmen. De rit erheen was al even fantastisch als de weg naar Bellingen. Na ongeveer 20 minuten kwamen we aan bij de Never Never Creek Picnic Area, maar helaas bleek er maar heel weinig water in de kreek te staan (en leek het meer op de Ourthe in de Ardennen dan op een swimming hole), zwemmen was dus geen optie. Daarom nog maar verder gereden door het waanzimnnig mooie Promised Land (weer zo'n mooie naam). Een groot deel van die weg bleek over gravel roads te gaan, oppassen voor de huurauto dus! Maar wat een mooie weg en wat een ongelooflijke bestemming. Weidse vergezichten over een prachtig heuvellandschap in ontelbare schakeringen groen, waar de Black Angus in kleine kuddes grazen en waar de beboste uitlopers van de Great Dividing Range de achtergrond domineren. Het lijkt voorwaar op het beloofde land! Via een eveneens zeer mooie binnenweg zijn we vervolgens richting Dorrigo gereden, het plaatsje waar we 2 nachten zouden verblijven in het plaatselijke Dorrigo Heritage Hotel Motel. Vanaf het dorpje Thora kwamen we weer op de Waterfall Way, de provinciale weg die van Uringa een de kust tot aan Armidale 200 kilometer verder weg loopt. Vlak na Thora beginnen de heuvels van Dorrigo, en loopt een weg die met oneindig veel bochten omhoog slingerd. Onderweg wederom weidse uitzichten en zelfs twee watervallen! Dat is nog eens een toeristische route. Na 20 kilometer rijden kwamen we op de ‘top' van de 752 meter hoge Dorrigo Mountain aan, alwaar het dorpje zelf ligt. Vrij snel kwam ons Hotel Motel in zicht. Het bleek er van de buitenkant en van een afstand best aardig en historisch uit te zien. Binnen bij de balie aangekomen werd al snel duidelijk dat het een typisch geval van vergane glorie was. Onze kwamer was vrij klein en muf, maar had wel een 4 meter hoog plafond. De faciliteiten in het Hotel Motel (wij zaten in het Hotel gedeelte) bleken zeer verouderd te zijn. De gedeelde badkamer was groot en oud, echt het soort dat je in een film over een behekst huis ziet. Gelukkig was alles wel schoon en netjes. Die middag begon het helaas te regenen en nam de bewolking toe, dus tot een uur of 17.00 konden niet veel meer dan chillen op de kamer. Gelukkig werd het daarna droog en konden we nog snel even langs Dagger Falls (met alweer een prachtige waterval) en Griffith's Lookout, maar bij deze laatste bleek het teveel bewolkt te zijn om nog iets te zien. Die avond in de bistro van het hotel gegeten, tennis gekeken en gechilled.

De volgende morgen op tijd opgestaan omdat we veel wilden doen die dag. Als eerste gingen we naar Dorrigo National Park, wat een World Heritage Area is. Eerste stop was het Rainforest Centre, waar een mooie film over het regenwoud en allerhande informatie over de plaatselijke natuur te vinden was. Daarna hebben we de zogenaamde Sky Walk gedaan. Dit is een houten loopbrug die door middel van palen hoog in de lucht, op het niveau van de boomtoppen, gebouwd is zodat je het regenwoud van bovenaf kan bekijken en je tevens een mooi uitzicht over het hele gebied hebt. En inderdaad, het is een heel mooi uitzicht. Daarna nog een wandeling van een uur gedaan door het regenwoud zelf. Vooral vogels gezien, maar het was desondanks een mooie wandeling. Inmiddels was het alweer bijna middag en dus gingen we snel, met een lunch tussenstop in Dorrigo, door naar New England National Park. Dat park lag ongeveer 75 kilometer voorbij Dorrigo (in Australie vallen die afstanden wel mee). Ook deze rit ging weer door een prachtig groen en heuvelig landschap. De laatste 15 kilometer vanaf de doorgaande weg naar Point Lookout in New England National Park ging weer over een grindweg. Deze maal was de weg prima, dus konden we er vrij snel op rijden. Na in totaal een uur rijden kwamen we aan bij Point Lookout. Eerst even het uitzicht daar bekeken. Dit bleek van een werkelijk ongelooflijke, Lord of the Rings-achtige kwaliteit te zijn! Een eindeloos heuvellandschap dat door een soort blauwe mist werd omgeven strekte zich voor ons uit, en verder alleen rust (er was niemand anders). Dit park bleek echt heel anders te zijn dan Dorrigo NP. Hier geen regenwoud, maar veel met mos en engelenhaar begroeide bomen die bovendien wat minder dicht naast elkaar stonden. De lucht was ook heerlijk fris. Na dit waanzinnige uitzicht nog een wandeling van ongeveer 1,5 uur gedaan over een vrij slecht, glibberig en steil pad. Het pad leidde ons langs uitzichtpunten (die stuk voor stuk adembenemend waren), rotsen en over met stenen bezaaide paden. Soms moesten we een stukje klimmen om het pad te kunnen blijven volgen. Echt een hele mooie wandeling door een van de mooiste parken die we in Australie hebben gezien! Na onze wandeling weer terug gereden naar Dorrigo, gechilled en 's avonds bij Griffith's Lookout gepicknickt (ditmaal met uitzicht). Het was een geweldige dag.

De dag erna was het alweer tijd om Dorrigo te verlaten en ons richting Port Macquarie te begeven. Onderweg daarheen in Bellingen gestopt en nog even rondgekeken. Rond het middaguur kwamen we aan bij ons Ocean Breeze Motel in Port Macquarie, waar we enthousiast begroet werden door een schoonmaakster die ons meteen (omdat we Hollanders zijn) haar tragische levensverhaal vertelde. Anyways, we kregen een kleine maar mooie kamer met een eigen balkonnetje toegewezen. Tot zover onze avonturen in Port Macquarie, de volgende keer meer over het wel en wee van de plaatselijke Koala's en hun verzorgers...